Online vrijheid; duiding enzo

Primary tabs

Gezien de grote belangstelling waarin het thema recentelijk staat wil ik graag stilstaan bij wat we bedoelen met internetvrijheid. Internet lijkt een haast mythisch aura om zich heen te hebben als ware het een groot non-hierarchisch netwerk waarin iedereen openlijk en als gelijkwaardige met elkaar kan communiceren. Dat is vrij opmerkelijk voor een netwerk wat is ontstaan vanuit DARPA, een project van het amerikaans militair apparaat, en waarvan de infrastructuur nu vrijwel volledig in handen is van grote telco's. Dat zijn nou niet bepaald de lieverdjes waarvan je zou verwachten dat ze een dergelijke ideologie hoog in het vaandel hebben. Wees gerust, dat is ook niet het geval.De mythe heeft echter wel degelijk bestaansrecht en die ligt in de non-hierarchische oncontroleerbare tendensen die zich als een soort parasiterend wezen manifesteren binnen de hierarchische netwerken. Bovenop die infrastructuur van het militair apparaat, telco's en universiteiten zijn technologieen gevormd die een schijnbaar non-hierarchisch web begonnen te vormen. Dat klinkt wat erg abstract (en dat is het misschien ook wel), het kan dan ook op verschillende lagen geinterpreteerd worden. Om het geheel voor de non-techneut begrijpelijk te houden gaan we even voorbij aan alle routing-protocollen en andere fraaie web-structuren in de onderliggende techniek van internet en leggen we de focus op de techniek zoals die door de eindgebruiker ervaren wordt. Vroege voorbeelden hiervan zijn USENET, waar iedereen vrijuit met elkaar kon discussieren en files kon uitwisselen. Ook IRC, het klassieke chatnetwerk dat nog altijd hardnekkig voort blijft bestaan en waar iedereen schijnbaar ongecontroleerd met elkaar kan babbelen, is een van de klassieke toepassingen die zich op een open, vrije, non-hierarchische wijze manifesteert binnen de hierarchische infrastructuur.Wat typerend is voor deze toepassingen is dat de informatie die beschikbaar wordt gesteld niet voortkomt uit de productie door een bedrijf of instituut, maar door de samenkomst van alle gebruikers. Het gebruik van de toepassing impliceert in zichzelf al een bijdrage in de productie er van.Deze voorbeelden, en met hun nog vele anderen, waren het domein van een kleine, vooral technisch georienteerde, elite die al in de vroege dagen beschikking had over toegang tot internet. Als zodanig leefden zij in relatieve obscuriteit en zijn grotendeels aan de mainstream aandacht ontsprongen.Eind jaren '90 kwam daar verandering in. Internettoegang werd goedkoper en begon een massaal karakter te krijgen, het verplaatste zich van de universiteiten en kantoren naar de huiskamer, van de techneuten naar de 'gewone mens'. Dit was ook de tijd waarin de oude open vrije ideologie zich verder begon te manifesteren in technologieen als Content Management Systemen (CMS'en) en nog duidelijker in het geval van de Wiki's. Beide maakten het mogelijk voor non-techneuten om op eenvoudige wijze artikelen op internet te publiceren. Dat gaf de basis voor projecten als Indymedia, maar ook het in dezelfde geest liggende Wikipedia wat uiteindelijk nog veel succesvoller is geworden. Hiermee begon ook voor de mainstream de verschuiving van informatie-consument naar producent duidelijk merkbaar te worden. Op grote schaal beginnen consumenten informatie niet langer alleen te kopen, maar het zelf te produceren met het idee dat deze vrijelijk met elkaar gedeeld kan worden.Uiteraard is deze tendens binnen afzienbare tijd gecoopteerd door het bedrijfsleven en daarmee was web2.0 een feit. Tegenwoordig wordt dit steeds sterker gekanaliseerd door met name google, facebook en twitter, die zich steeds meer een monopoliepositie verwerven op het gebied van informatieverspreiding. Dat doet echter nog niet af aan de essentie van de consument die zelf produceert. Daarin ligt de basis voor een internetgemeenschap die vrije en open communicatie als een vanzelfsprekend basisrecht ziet.Inmiddels heeft internet de hegemonie veroverd op het gebied van informatieverspreiding. Daarmee is de ideologie van de internetgemeenschap een mainstream gedachte geworden. We zien nu ook de eerste generatie die is opgegroeid met de normaliteit om informatieproducent te zijn en deze staat rondom thema's als auteursrecht en vrijheid van meningsuiting in scherp conflict met de gevestigde orde.Het is vanuit dit conflict dat Anonymous, een van de meest iconische facetten van de hedendaagse internetgemeenschap, uitgroeide van jongeren die zich bezighielden met flauwe plaatjes posten en lompe grappen maken tot een op anarchistische wijze georganiseerd netwerk dat besloot het gevecht aan te gaan. De onderdrukking van hun vermeende basisrecht om vrijelijk video's te mogen verspreiden begon met een rechtzaak door Scientology, waar abrupt op gereageerd werd met een campagne gevuld met bommeldingen, DDOS-aanvallen en fysiek protest. Al snel werd duidelijk hoe het conflict dieper geworteld zat en via acties rondom de Iraanse presidentsverkiezingen, internet filtering door de Australische overheid en solidariteitsacties rondom Wikileaks groeide het geheel uit tot een kracht die er niet voor terugdeinst in hun jeugdig enthousiasme websites van onder andere de FBI en CIA plat te leggen.Het conflict wat in deze generatie zo scherp naar voren komt is echter niet enkel besteed aan boze jongeren. Als we naar de recente protesten tegen SOPA/PIPA kijken zien we dat zo'n aanzienlijk deel van de internetgemeenschap, van radicalen tot aan multinationals, in protest ging dat vrijwel geen enkele senator zich nog aan die wetgeving durfde te branden. Het conflict is dan ook niet toe te schrijven aan een generatiekloof, maar aan de botsing tussen een lobby van traditionele media met een juridisch systeem wat zich op hun oude waarden baseert en de realiteit die daar al lang en breed aan voorbij is gegaan.